Er was eens een tuinman genaamd Knoest.
Knoest had een bijzondere manier van werken: hij zaagde bomen af op
precies anderhalve meter hoogte. Zijn buren vonden dit maar vreemd
en vroegen zich af waarom hij dat deed. Maar Knoest had een vermoeden
dat hij iets bijzonders zou ontdekken. Toen de lente aanbrak, gebeurde
er iets wonderbaarlijks. De bomen die Knoest had afgezaagd, begonnen
nieuwe takken te krijgen. Niet zomaar een paar takken, maar een overvloed
aan groene, levendige takken die de bomen een prachtige, volle kroon
gaven.
De bomen leken wel nieuw leven ingeblazen te krijgen. Knoest was verrukt
over zijn ontdekking. Hij realiseerde zich dat zijn manier van snoeien
de bomen sterker en mooier maakte.
Zijn tuin werd al snel een bezienswaardigheid in het dorp, en mensen
kwamen van heinde en verre om de wonderlijke bomen van Knoest te bewonderen.
Vanaf dat moment stond Knoest bekend als de tuinman met de magische
snoeitechniek.
En elke lente, als de bomen weer vol in bloei stonden, dacht Knoest
met een glimlach terug aan de dag dat hij ontdekte hoe bijzonder de
levenskracht in de natuur kan zijn
Hij maakte de spreuk:"
Bomen op anderhalve meter afgezaagd, worden in het voorjaar met vele
groene takken weer behaagd.